Vlielander verdedigt: van 9 jaar eis naar 5 1/2 jaar

ECLI:NL:GHAMS:2015:3764

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11-09-2015
Datum publicatie
15-09-2015
Zaaknummer
23-000890-14
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie

medeplegen van woningovervallen (en diefstal van een bankpas), bewijs voor directe betrokkenheid, LOVS-richtlijnen, gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden.

Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

parketnummer: 23-000890-14

datum uitspraak: 11 september 2015

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-703199-13 tegen

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] ,

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

onder 1:
hij op of omstreeks 31 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 200 euro en/of een witte ipad en/of een geldbedrag van (ongeveer) 3.500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [G.M.] en/of [C.W.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [G.M.] en/of tegen [C.W.] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

en/of

met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door geweld en/of bedreiging met geweld die [D.T.] en/of [N.S.] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 200 euro en/of een witte ipad en/of een geldbedrag van (ongeveer) 3.500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [G.M.] en/of [C.W.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, het volgende heeft/hebben gedaan:

– de woning van die [G.M.] en/of [C.W.] is/zijn binnengegaan door middel van braak en/of

– midden in de nacht naast het bed van die [G.M.] en/of [C.W.] is/zijn gaan staan en/of

– een of meer mes(sen) en/of een of meer vuurwapen(s) althans een of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), getoond aan die [G.M.] en/of [C.W.] en/of

– dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het bovenlichaam van die [G.M.] gericht en/of daarbij geroepen: “Geld, we zijn geen moordenaars, we zijn arme mensen, kluis, kluis!”

– tierips in zijn/hun handen gehad en/of dit getoond aan die [G.M.] en/of [C.W.] ;

onder 2:
hij op of omstreeks 28 maart 2013 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel behorende bij een Audi A6 en/of 90 euro contant geld en/of een cartier horloge en/of 322,4 gram goud en/of 134,5 gram zilver en/of diverse passen en papieren bescheiden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D.T.] en/of [N.S.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [D.T.] en/of [N.S.] en/of tegen de (jonge) kinderen van die [D.T.] en/of [N.S.] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

en/of

met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [D.T.] en/of [N.S.] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel behorende bij een Audi A6 en/of 90 euro contant geld en/of een cartier horloge en/of 322,4 gram goud en/of 134,5 gram zilver en/of diverse passen en papieren bescheiden,

en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat

– een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, werd getoond aan die [N.S.] en/of [D.T.] en/of hun kinderen, en/of

– dat die [D.T.] en/of [N.S.] en/of hun kinderen werden geboeid met tie-wraps, en/of

– die [D.T.] een kamer in werd geduwd,

– een mes werd getoond aan die [D.T.] , en/of

– die [D.T.] werd gedwongen om de kluis te openen, waarbij die [D.T.] iets in zijn rug voelde prikken;
onder 3:
hij op of omstreeks 28 maart 2013 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Audi A6 Avant ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D.T.] en/of [N.S.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;

onder 4 primair:
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2013 tot en met 01 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een bankpas (Rabo) en/of diverse sieraden en/of diverse papieren bescheiden en/of een autosleutel behorende bij een Toyota Yaris en/of een autosleutel behorende bij een Toyota Rav ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A.S.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

onder 4 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2013 tot en met 31 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, sieraden en/of een bankpas (Rabo) en/of diverse papieren bescheiden en/of een autosleutel behorende bij een Toyota Yaris en/of een autosleutel behorende bij een Toyota Rav ( [kenteken] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

onder 5:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 april 2013 tot en met 01 mei 2013 in de gemeente Alkmaar (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A.S.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het pinnen met een gestolen bankpas;

onder 6 primair:
hij op of omstreeks 05 mei 2013 en/of 06 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Toyota Rav4 ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A.S.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;

onder 6 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 05 mei 2013 tot en met 31 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, een personenauto Toyota Rav (met [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze personenauto wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

onder 7:
hij op of omstreeks 31 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard voorhanden heeft gehad 7, althans een of meer stuks munitie (te weten 6.35 millimeter patronen, merk Sellier & Bellot), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft – onder verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank onder het kopje ‘4.2.3. Telecommunicatie’ – gerequireerd tot bewezenverklaring voor het onder 2 en 3 tenlastegelegde.

Kort gezegd, houden die overwegingen in dat uit diverse feiten en omstandigheden blijkt dat de telefoonnummers [[…]] (hierna: # 671) en [[…]] (hierna: # 413) aan de verdachte zijn toe te schrijven én dat de verdachte die telefoonnummers in gebruik had ten tijde van de overval op 28 maart 2013. Uit het feit dat de verdachte voor, tijdens en na de overval intensief contact had met één van de overvallers, te weten [[medeverdachte 1]] , leidt de rechtbank af dat de verdachte ook bij de overval betrokken is geweest. De intensiteit van die contacten waarvoor de verdachte geen verklaring heeft gegeven, maakt dat sprake is van de voor bewezenverklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De advocaat-generaal neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne. Gelet op verdachtes rol bij de woningoverval en het doel van een woningoverval (het wegnemen van geld en goederen) heeft de verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van de diefstal van de Audi A6.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.

Overwegingen en oordeel van het hof

Aan het standpunt van de advocaat-generaal ligt als uitgangspunt ten grondslag dat de telefoonnummers # 671 en # 413 aan de verdachte zijn toe te schrijven én dat de verdachte die nummers ten tijde van de woningoverval op 28 maart 2013 in gebruik had. Ook wanneer dit uitgangspunt zou worden gedeeld, rechtvaardigt dat nog niet de conclusie dat de verdachte daadwerkelijk bij de onderhavige woningoverval betrokken was. Alsdan kan immers niet méér worden vastgesteld dan dat de verdachte ten tijde van de overval contact had met [[medeverdachte 1]] , zijnde één van de daders die zich ten tijde van de overval in de woning bevond, en dat hun telefoons op dát moment een zendmast in de buurt van de overvallen woning aanstraalden. Op grond van deze gegevens kan alleen worden vastgesteld dat de (telefoon van de) verdachte ten tijde van het feit in de buurt moet zijn geweest van de locatie waar de woningoverval heeft plaatsgevonden. Dat brengt echter niet zonder meer met zich dat de verdachte ook daadwerkelijk bij het ten laste gelegde strafbare feit betrokken was.

Naar het oordeel van het hof kan ook op grond van de overige voorhanden zijnde gegevens in het dossier alsmede hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen niet worden vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachten een groep vormde die nauw en bewust heeft samengewerkt met betrekking tot de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Het hof zal de verdachte daarvan dan ook vrijspreken.

Ten aanzien van feit 4 primair

Het hof acht met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte – maar anders dan de rechtbank -het onder 4 primair tenlastegelegde niet bewezen.

Het hof is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak in de woning van [A.S.] op het [adres] in Heerhugowaard in de periode van 28 april 2013 tot en met 1 mei 2013, zoals onder 4 primair ten laste is gelegd. De omstandigheid dat de verdachte op 29 april 2013 en op 1 mei 2013 heeft gepind met een bankpas van [A.S.] volstaat daartoe niet. De omstandigheid dat op 31 mei 2013 goederen van [A.S.] in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, maakt dat niet anders. Hoewel die omstandigheden minst genomen opvallend zijn te noemen, kan daaruit niet zonder meer de betrokkenheid van de verdachte bij voornoemde diefstal worden afgeleid. Nu niet is gebleken van andere, de verdachte belastende, feiten of omstandigheden, zal het hof de verdachte van het onder 4 primair tenlastegelegde vrijspreken.

Ten aanzien van feit 6 primair en subsidiair

Het hof acht met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte – maar anders dan de rechtbank -het onder 6 primair tenlastegelegde niet bewezen.

Het hof is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de Toyota Rav toebehorend aan [A.S.] omstreeks 5 mei 2013, zoals onder 6 primair ten laste is gelegd. Het enkele feit dat de verdachte (in ieder geval) op 31 mei 2013 in die auto heeft gereden, volstaat daartoe niet. Hieruit kan niet zonder meer de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal worden afgeleid. Nu niet is gebleken van andere, de verdachte belastende, feiten of omstandigheden, zal het hof de verdachte van het onder 6 primair tenlastegelegde vrijspreken.

Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het onder 6 subsidiair tenlastegelegde evenmin bewezen.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Om in het onderhavige geval tot een bewezenverklaring te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte de Toyota Rav – kort gezegd – voorhanden heeft gehad én dat hij ten tijde van dat voorhanden krijgen wist of moest vermoeden dat het een van misdrijf afkomstig goed betrof. De stukken in het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting bieden daarvoor aanknopingspunten. Feiten en omstandigheden waaruit de wetenschap of het vermoeden van de verdachte omtrent de herkomst van die auto ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan kan worden afgeleid, zijn niet gebleken. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 6 subsidiair tenlastegelegde.

Ten aanzien van feit 7

Het hof leidt uit de stukken in het dossier af dat tijdens een doorzoeking in de slaapkamer van de verdachte op 31 mei 2013 een plastic houder met zeven patronen is aangetroffen. Echter, een deskundigenrapport waaruit eenduidig blijkt dat die zeven patronen zijn onderzocht en zijn aan te merken als munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III ontbreekt, zodat het hof de verdachte van het onder 7 tenlastegelegde zal vrijspreken.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van feit 1

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, in die zin dat de verdachte moet worden veroordeeld voor de afpersing van [G.M.] en [C.W.] van een geldbedrag van € 200,00 en voor de diefstal (in vereniging) van een iPad.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat het opzet van de verdachte niet was gericht op het medeplegen van een woningoverval, maar op een inbraak, en in het verlengde daarvan niet op de in die woning gepleegde geweldshandelingen, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

Overwegingen en oordeel van het hof

De stelling van de raadsman, inhoudende dat het opzet van de verdachte niet was gericht op het medeplegen van een woningoverval, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.

Die bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, houden het volgende in. [[medeverdachte 2]] , [[medeverdachte 3]] en de verdachte hebben op 31 mei 2013 in de woning van [[B]] , een maat van de verdachte, het plan opgevat om in dezelfde nacht te gaan inbreken in een woning. De verdachte was degene die vertelde dat op het adres waar de overval later plaatsvond geld te halen viel. Het was allen duidelijk dat te verwachten viel dat de bewoners in de woning aanwezig zouden zijn. [[medeverdachte 2]] vroeg om een vuurwapen, wat hem in bijzijn van iedereen werd gegeven. [[medeverdachte 3]] had een mes bij zich. Voorts voorzien van een moker en een koevoet zijn de verdachte, [[medeverdachte 2]] en [[medeverdachte 3]] vervolgens met het voertuig waarin de verdachte op dat moment reed (een gestolen Toyota Rav) naar Heerhugowaard gegaan, alwaar de verdachte deze woning heeft aangewezen. Ook heeft hij [[medeverdachte 2]] en [[medeverdachte 3]] laten zien waar ze naar boven moesten klimmen, namelijk aan de achterzijde van het pand. De verdachte is tijdens de overval in de auto op [[medeverdachte 2]] en [[medeverdachte 3]] blijven wachten. Het hof acht voorts van belang dat de verdachte de website van het onder de woning gelegen café heeft bezocht enkele uren voordat het feit werd gepleegd. Het hof acht de verklaring van de verdachte hieromtrent, die erop neerkomt dat dit toeval was, ongeloofwaardig.

Hoewel vaststaat dat de verdachte tijdens de overval niet in de woning aanwezig is geweest, acht het hof, gelet op het voorgaande, de bijdrage van de verdachte (voor en na) voornoemde woningoverval van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. De verdachte was de mede-initiator van het plan, waarin besloten lag dat de bewoners van de woning zouden worden bedreigd met geweld, was betrokken bij het geven van het wapen aan [[medeverdachte 2]] en bij het verkrijgen van de koevoet en de moker. Van belang acht het hof voorts dat hij de informatie omtrent de woning aanleverde en aldus bepaalde waar de overval zou plaatsvinden. Hij wees zijn medeverdachten ook ter plaatse de toegang tot de bovenwoning en wachtte met draaiende motor op hun terugkomst. Hij is ten slotte met hen weggereden. Feiten of omstandigheden die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden, zijn het hof niet gebleken of anderszins aannemelijk geworden.

Anders dan de rechtbank en de raadsman van de verdachte acht het hof de verklaring van [[medeverdachte 3]] ter zake de planning en uitvoering van de onderhavige woningoverval geloofwaardig en (dus) bruikbaar voor het bewijs. Niet alleen vindt die verklaring op essentiële hoofdlijnen steun in de verklaring van [[medeverdachte 2]] , ook sluit die – voor wat betreft hetgeen in die woning is voorgevallen – aan bij de verklaringen van [G.M.] en [C.W.] . Het feit dat [[medeverdachte 3]] – in een poging zijn rol te minimaliseren – heeft verklaard dat hij onder dwang heeft gehandeld, doet daaraan niet af.

Het hof acht niet bewezen dat de verdachte en zijn mededaders een geldbedrag van € 3.500,00 uit de woning van [G.M.] en [C.W.] hebben meegenomen.

Ten aanzien van de feiten 4 subsidiair

De bewijsmiddelen houden in dat er tussen 28 april 2013 en 29 april 2013 in de woning van de heer [A.S.] (op het [adres] ) is ingebroken en dat daarbij uit de woning onder andere een bankpas is weggenomen. Deze bankpas stond op naam van [M.S-D] . Deze pas is teruggevonden in de portemonnee van de vriendin van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat deze pinpas van hem kwam en dat hij deze pas van een jongen uit de buurt had ontvangen. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof voorts af dat de verdachte die bankpas vóór 29 april 2013 om 11.31 uur (het tijdstip van de eerste door hem met die pas verrichte pintransactie) in zijn bezit heeft gekregen.

Voornoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, nopen tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die bankpas wist dat deze van misdrijf afkomstig was.

Het hof neemt hierbij in aanmerking dat geen legale handel bestaat in op naam gestelde bankpassen. Eenieder die zich een bankpas op naam van een derde verwerft (anders dan door het vinden daarvan), moet dan ook geacht worden te weten dat deze van misdrijf afkomstig is. Een en ander behoudens een aannemelijke verklaring waaruit het tegendeel blijkt. De verklaring die de verdachte omtrent de verkrijging van deze pas heeft afgelegd, inhoudend dat de jongen van wie hij de pas kreeg hem zou hebben gevraagd om voor hem te pinnen, hetgeen de verdachte zou hebben gedaan zonder op de naam op de pas te letten, acht het hof onaannemelijk. Uit het feit dat de pas bij de vriendin van de verdachte is aangetroffen leidt het hof af dat de verdachte deze na de verkrijging onder zich heeft gehouden. Dat strookt niet met voornoemde verklaring.

Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van die bankpas.

Het hof komt niet tot een bewezenverklaring van de onder 4 subsidiair tenlastegelegde sieraden, diverse papieren bescheiden en de autosleutel behorende bij de Toyota Yaris, aangezien ten aanzien van die goederen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte deze zich heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen.

Het hof komt evenmin tot een bewezenverklaring van de onder 4 subsidiair tenlastegelegde autosleutel behorende bij de Toyota Rav. Hoewel vaststaat dat de verdachte die autosleutel voorhanden heeft gehad, is niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van dat voorhanden krijgen wist (of moest vermoeden) dat het een van misdrijf afkomstig goed betrof.

Ten aanzien van feit 5

Uit de stukken in het dossier leidt het hof af dat de gestolen pinpas op naam van mevrouw [M.S-D] is gebruikt op 29 april 2013 om 11:31 uur (€ 1.000,00), om 11:33 uur (€ 250,00), om 18:06 uur (€ 2,10 bij een NS-automaat) én op 1 mei 2013 om 14:33 uur in de kledingwinkel ‘ [[S]] ’ in Alkmaar. De verdachte heeft verklaard dat hij de twee eerstgenoemde geldbedragen heeft gepind. Over het derde geldbedrag heeft hij geen verklaring afgelegd en hij heeft ontkend het vierde geldbedrag te hebben gepind. Gelet echter op de korte tijd die is gelegen tussen de eerste twee transacties en de twee daaropvolgende transacties, alsmede gelet op het feit dat de gestolen pinpas op 31 mei 2013 in de portemonnee van de vriendin van de verdachte is aangetroffen, terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij de pas in deze portemonnee heeft gedaan, gaat het hof aan verdachtes ontkenning voorbij.

Het hof betrekt daarbij ook dat het aan de hand van de camerabeelden door verbalisant [[…]] gegeven signalement van de man die op 29 april 2013 met de gestolen pas heeft gepind (op welke beelden de verdachte zichzelf heeft herkend), past bij het door de bedrijfsleider van de winkel [[S]] gegeven signalement van de man die op 1 mei 2013 met de gestolen pinpas heeft afgerekend.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

onder 1:
hij op 31 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een witte iPad, toebehorende aan [G.M.] en/of [C.W.] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming,

en

met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming, door bedreiging met geweld die [C.W.] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 200 euro, toebehorende aan [G.M.] en/of [C.W.] ,

welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen, het volgende heeft gedaan:

– de woning van die [G.M.] en [C.W.] is binnengegaan door middel van braak en

– midden in de nacht naast het bed van die [G.M.] en [C.W.] is gaan staan en

– een mes en een vuurwapen heeft getoond aan die [G.M.] en/of [C.W.] en

– dat vuurwapen op het bovenlichaam van die [G.M.] heeft gericht en daarbij heeft geroepen: “Geld, we zijn geen moordenaars, we zijn arme mensen, kluis, kluis!”

– tie-rips in zijn handen heeft gehad;

onder 4 subsidiair:
hij in de periode van 28 april 2013 tot en met 31 mei 2013 in Nederland, een bankpas (Rabo) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van die goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;

onder 5:
hij op tijdstippen in de periode van 29 april 2013 tot en met 1 mei 2013 in de gemeente Alkmaar telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [A.S.] , waarbij verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het pinnen met een gestolen bankpas.

Hetgeen onder 1, 4 subsidiair en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1

1. Een proces-verbaal van aangifte van 31 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[…]] (map C1, pagina 68 e.v.).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 mei 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de aangever [G.M.]:

Op 31 mei 2013 verscheen voor mij, verbalisant, een persoon die opgaf te zijn:

Achternaam: [G.M.]

Voornamen: [G.M.]

Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:

Mijn woning bevindt zich aan [adres] in Heerhugowaard. Ik woon met mijn gezin boven de zaak. De zaak heet: “Café [[…]] ”. Ik ben op 31 mei 2013 rond 02.30 uur à 02.45 uur thuisgekomen. Ik heb de woning afgesloten en ik ben naar bed gegaan, waar mijn vrouw al sliep. Omstreeks 05.10 uur werd ik wakker. Ik zag twee mannen naast mijn bed staan. Er stond er eentje bij mij en eentje aan de kant van mijn vrouw. Ik zag er eentje staan met een mes en de andere had een pistool in zijn hand. Degene met het pistool stond bij mij. De twee personen waren in het zwart gekleed en onherkenbaar. Ze droegen allebei een muts, heel strak over het gezicht zonder ooggaten. Ze droegen handschoenen. Er werd geschreeuwd: “Geld, we zijn geen moordenaars, we zijn arme mensen, kluis, kluis.” Toen dat gezegd werd, richtte de dader die bij mij stond het pistool op mij. Ik zag dat hij het pistool op mijn bovenlichaam en mijn hoofd richtte. Mijn vrouw zei dat we geen geld hadden. Ik zag dat ze een tasje pakte en dat zij geld uit de portemonnee haalde en aan de overvaller die bij haar stond gaf. De andere overvaller stond nog steeds bij mij en bedreigde mij. Ik hoorde hem schreeuwen: “Waar is de kluis, geld, geld.” Mijn vrouw raakte toen in paniek en schreeuwde: “Niet doen, niet doen”. Ik begon dit ook te schreeuwen. Kennelijk raakten de overvallers ook in paniek, want ze liepen de slaapkamer uit. Ik heb 112 gebeld en ben toen naar buiten gegaan. Ik zag een kapot raam aan de achterkant van de woning en ik zag dat er een stoel onder het kapotte raam stond. Zo zijn ze kennelijk binnengekomen en weer naar buiten gegaan. Door de overvaller is geld meegenomen. Het betreft het geld dat mijn vrouw heeft afgegeven.

2. Een proces-verbaal van verhoor van 31 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[…]] (map C2, pagina 411 e.v.).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 mei 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de getuige [C.W.]:

Op 31 mei 2013 omstreeks 07:34 uur hoorde ik, verbalisant, de getuige:

Voornamen: [C.W.]

Achternaam: [C.W.]

De getuige verklaart het volgende.

“Ik ben woonachtig op [adres] in Heerhugowaard. Mijn man ik zijn eigenaar van café/bardancing [[…]] . Wij wonen boven deze gelegenheid. Ik ben op 31 mei 2013 omstreeks 01:00 uur naar bed gegaan. Mijn man, [G.M.] , was weg. Ik hoorde dat hij die nacht thuis kwam. Ik zag dat het 02:30 uur was. [G.M.] kwam ook in bed. Op een gegeven moment schrok ik wakker. Ik zag twee mannen staan, allebei met een zwarte muts op. De muts bedekte hun gehele gezicht. Beide mannen hadden een zwart pistool in hun handen. Ik zag dat het om een pistool ging omdat de loop lang was. De mannen stonden ieder aan een kant van ons bed. Ik hoorde de man aan mijn kant van het bed zeggen dat ik rustig moest blijven. Hij riep: “Geld geld”. Ik heb mijn tas gepakt en uit mijn portemonnee vier bankbiljetten van 50 euro gepakt en die heb ik aan de man gegeven. Ik zag dat deze man zwarte handschoenen droeg. De man riep: “Kluis, kluis”. Ik zag dat hij tie-rips in een van zijn handen had. Ik hoorde dat hij zei: “Ga op je buik liggen. Ga op je buik liggen”. Ik ben gaan gillen. Ik zag hierna dat ze allebei aan [G.M.] zijn kant stonden. Een van de mannen riep dat zij geen moordenaars waren en ‘Geld geld voor de arme familie’. Daarna zag ik dat ze wegliepen. Ik ben nog even blijven liggen en ben daarna gaan kijken waar die mannen waren binnen gekomen. Ik zag dat ze via een raam bij de wasmachine naar binnen en buiten zijn gegaan. Mijn wit/grijs iPad met een zwarte hoes en bijbehorende snoer is meegenomen. Hij lag op een kast in de woonkamer.

3. Een proces-verbaal van 26 augustus 2015, opgemaakt door mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof.

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 augustus 2015 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van de getuige [[medeverdachte 2]] :

Ik ben veroordeeld voor de woningoverval op 31 mei 2013 in Heerhugowaard. Ik heb de overval gepleegd met [[medeverdachte 3]] . We zijn daar met de auto heengegaan. [[medeverdachte 3]] , [verdachte] en ik zaten in de auto. Het plan was om in te breken. Het plan betrof de locatie waar we de overval hebben gepleegd. Het plan kwam van ons drieën. Wij waren er alle drie mee akkoord. Een van de vrienden van [verdachte] had een wapen. Dat lag in de schuur van die jongen. Die jongen liet het zien. Ik was eerst bij [verdachte] . Daarna zijn we naar een maat van [verdachte] gegaan. Dit was allemaal op 31 mei 2013. Van dat adres heb ik het wapen meegenomen. Het wapen heb ik bij me gehouden tot mijn arrestatie. [verdachte] , [[medeverdachte 3]] en ik wilden die avond (31 mei 2013) een woninginbraak plegen. We kwamen aan op het adres dat [verdachte] wist. [verdachte] zei: “Hier moet je naar boven en hier moet je zijn.” Ik heb in het dossier gelezen dat het [adres] in Heerhugowaard was. Daar hebben we ingebroken. Ik heb het vuurwapen mee naar boven genomen. Toen bleek dat die mensen thuis waren, heb ik het vuurwapen laten zien en er mee gedreigd. We hebben ook geroepen. Het kan dat we hebben geroepen: “Geld, we zijn geen moordenaars. We zijn arme mensen. Kluis kluis” Toen zijn we weggegaan. Dit adres hadden we van [verdachte] . Er was ook een mes mee. [verdachte] wachtte buiten op ons. Dat was afgesproken. Het plan om in te breken ontstond bij de maat van [verdachte] . [verdachte] was daar bij. Er werd gezegd dat op dit adres wat te halen viel. Er zou geld te halen zijn. Dat zei [verdachte] . Bij dat gesprek bij de maat van [verdachte] waren [verdachte] , [[medeverdachte 3]] en ik. Ik opperde dat ik een wapen wilde hebben. Die maat liet het wapen zien, waar we allemaal bij waren. Hij heeft het me gegeven om te gebruiken. Hij liet ons ook inbreekwerktuig zien. Een moker en een breekijzer. Dit hebben we ook meegenomen. In eerste instantie wou die maat het wapen niet geven. [verdachte] zei: Geef maar aan hem (het hof begrijpt: [[medeverdachte 2]] ). [verdachte] heeft ons het pand aangewezen. We kwamen van de achterkant. [verdachte] heeft aangewezen hoe we omhoog moesten. Ik dacht: Het was een bovenwoning. We hebben een raam geforceerd. We waren eerst in de woonkamer, daarna in de slaapkamer. De vrouw werd wakker. Ze ging schreeuwen. Het was te verwachten dat als je een woning ingaat dat er mensen slapen. Voordat ik in de slaapkamer kwam, heb ik een iPad gepakt. Volgens mij hadden we tie-rips. De koevoet heb ik mee naar boven genomen. Daar heb ik dat raam mee opengebroken.

4. Een proces-verbaal van 25 augustus 2015, opgemaakt door mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof.

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 augustus 2015 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van de getuige [[medeverdachte 3]] :

Ik ben veroordeeld voor de woningoverval in Heerhugowaard op 31 mei 2013. Ik heb dit feit gepleegd met [[medeverdachte 2]] en [verdachte] . De informatie van dit pand kwam van [verdachte] . Hij had de auto. Hij was de chauffeur. Hij heeft het plan beraamd. Er is in zijn bijzijn besproken dat we de woning naar binnen zouden gaan. Dit is [adres] te Heerhugowaard. We zouden de woning naar binnen gaan. Na de woningoverval kwamen we weer bij de auto en reden we naar het huis van [[B]] . [verdachte] heeft de plek aangewezen. We zijn naar boven geklommen. In de woning is het woord kluis gevallen. [[medeverdachte 2]] had een vuurwapen. Ik had zelf een mes bij mij. Er konden mensen in de woning aanwezig zijn. Het was ’s nachts. [[medeverdachte 2]] heeft met een breekijzer het raam opengebroken. We zijn door het raam naar binnen geklommen. [verdachte] heeft in de auto op ons gewacht. De motor draaide toen we naar boven klommen en toen we weer terug kwamen. We zijn in de woning naar binnen gegaan door het kapotte raam. [[medeverdachte 2]] liep naar de rand van het bed en maakte de man wakker. De vrouw werd ook wakker. [[medeverdachte 2]] riep: “Kluis kluis”? [[medeverdachte 2]] heeft volgens mij een iPad en € 200,- meegenomen. De vrouw pakte de € 200,- uit haar portemonnee en gaf het aan [[medeverdachte 2]] . Het mes dat ik bij me had, was wel zichtbaar. Het wapen was ook zichtbaar.

5. Een proces-verbaal van verhoor van 11 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[…]] (map A, pagina 171 e.v.).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 juni 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:

Bij de overval (het hof begrijpt: op 31 mei 2013) is een Toyota Rav gebruikt en daarin heb ik gereden. Ik was betrokken bij de overval op 31 mei 2013. De familie [G.M.] heeft café [[…]] . Dat weet ik omdat ik er wel eens kom. Ik ken de eigenaar van gezicht en zijn zoon [[…]] ken ik.

Ik heb ze (het hof begrijpt: [[medeverdachte 3]] en [[medeverdachte 2]] ) opgehaald in Lelystad. Toen zijn we bij [[B]] spullen op gaan halen: een moker en volgens mij ook een koevoet. We wilden geld maken door in te breken. De spullen lagen bij [[B]] in de schuur. Die twee jongens en ik zijn vervolgens gaan rijden. Ik ben in de auto gebleven tot die twee jongens terugkwamen.

6. Een proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[…]] (map C 1, pagina 97 e.v.).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Vanaf 14 mei 2013 werd het telefoonnummer [#671] getapt. Uit deze tap kwam naar voren dat [verdachte] de gebruiker was van dit telefoonnummer. Bij deze tap werd tevens de datacommunicatie vastgelegd.

Ik heb onderzoek gedaan naar de websites die met de telefoon van [verdachte] werden bezocht. De volgende sites kwam ik tegen:

30-5-2013 te 22:50 uur

Bezochte site: [[…]]

Ten aanzien van de feiten 4 subsidiair en 5

1. Een proces-verbaal van aangifte van 10 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[…]] (map C2, pagina 500 e.v.).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:

Op 1 mei 2013 om 21:45 uur kwam ik op het [adres] in Heerhugowaard bij een persoon die opgaf te zijn:

Achternaam: [A.S.]

Voornamen: [A.S.]

Hij deed aangifte en verklaarde het volgende. Ik doe aangifte van een diefstal in/uit mijn woning. Aangever en zijn echtgenote hebben de woning op 28 april 2013 om 11:00 uur verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op 1 mei 2013 om 19:45 uur ontdekte aangever de inbraak. Tussen genoemde tijdstippen heeft iemand zich de toegang verschaft tot de woning. De dader is de woning kennelijk binnengekomen door het openbreken van een raam met een breekvoorwerp. Uit de woning is weggenomen:

– Een Rabobankpas

Bijlage weggenomen goederen

Categorie omschrijving: Waardepapieren

Object: Bankbescheiden (Pas)

Aantal/eenheid: 1 Stuks

Merk/type: Rabo

Land: Nederland

Bijzonderheden: Rekening nummer: [[…]] , pasnummer 006

Eigenaar: [A.S.] , [adres] .

2. Een proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[…]] (map C2, pagina 505).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:

Op 7 mei 2013 omstreeks 21:45 uur kwam ik, verbalisant, op het [adres] in Heerhugowaard alwaar was ingebroken. Aangever verklaarde dat een bankpas was gestolen en dat hiermee geld was opgenomen. Met de pas is meerdere keren gepind op verschillende locaties. Op 29 april 2013 is er drie keer geld opgenomen in Alkmaar. Op 1 mei 2013 is een keer geld opgenomen bij de [[S]] in Alkmaar. Het gaat om een Rabobankpas met rekeningnummer [[…]] (pasnummer 006). Aangever overhandigde mij een kopie van een transactieoverzicht met de volgende locaties en tijdstippen:

Op 29 april 2013:

  • om 11:31 uur (1703WD49) € 1.000,00
  • om 11:33 uur (1703WD49) € 250,00
  • om 18:06 uur NS-Alkmaar Noord 102 € 2,10

Op 1 mei 2013

– om 14:33 uur [[S]] Alkmaar 39 Alkmaar € 359,80.

3. Een proces-verbaal van verhoor van 2 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[…]] (map C2, pagina 517 e.v.).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 mei 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de getuige [J.V.]:

Op 2 mei 2013 om 12:45 uur hoorden wij als getuige [J.V.] .

Hij verklaarde:

“Er is op 1 mei 2013 om 14.33 uur in de winkel waarin ik werk een bedrag van 356,80 euro gepind. Ik ben assistent bedrijfsleider in de kledingwinkel [[S]] in Alkmaar. Op 1 mei 2013 was ik aan het werk. Omstreeks 14.15 uur zag ik een man binnenkomen. Hij heeft kledingstukken met een totale waarde van 359,80 euro bij een collega van mij afgerekend. Ik vond dat de man zich vreemd gedroeg. Hij probeerde een confrontatie, aankijken, uit de weg te gaan en was kort af.

Ik kan de man als volgt omschrijven:

De man was ongeveer 25 jaar oud, licht getint, vermoedelijk zuid Europees. De man droeg een zonnebril met spiegelglazen. De man droeg een crème/grijze zomer jas met capuchon. Verder vond ik dat de man een ronde brede neus had.

4. Een proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[…]] (map C2, pagina 513).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:

Op 21 mei 2013 zijn bij de Rabobank Alkmaar de camerabeelden opgevraagd van 29 april 2013 om 11.31 uur en 11.33 uur van pinautomaat 1703WD49. Op 30 mei 2013 heb ik drie foto’s ontvangen van de gevorderde camerabeelden. Op de foto’s staat een man

  • met een getint uiterlijk,
  • tussen de 23 en 30 jaar oud,
  • hij heeft een brede ronde neus,
  • hij heeft een bril op,

– hij heeft een wit/crème gekleurde jas aan met capuchon.

5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 februari 2014.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Ik heb de bankpas gebruikt. Ik heb bij de pinautomaat gepind. Ik herkende mezelf ook op de camerabeelden van de pinautomaat.

6. Een proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[…]] (map C2, pagina 521).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:

Op 3 juni 2013 heb ik, verbalisant, een doorzoeking ingesteld in een personenauto, Citroen C1, [kenteken] , toebehorend aan [KvB] . In de auto is aangetroffen en in beslaggenomen:

* Een bankpas op naam van [M.S-D] (het hof begrijpt: [M.S-D] ), met rekeningnummer [[…]] . De bankpas zat in een langwerpige portemonnee, kleur zwart. De portemonnee lag in de middenconsole van de auto.

7. Een proces-verbaal van verhoor van 11 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[…]] (map A, pagina 171 e.v.).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 juni 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:

V: Wij hebben in de auto van [KvB] (het hof begrijpt: in de Citroen C1 [kenteken] van [KvB] ) een pinpas aangetroffen, die afkomstig was van inbraak. Hoe komt die pinpas bij [KvB] ?

A: Van mij.

A: Ik heb die pinpas gekregen van een jongen uit de buurt.

A: Ik heb met die pinpas gepind.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 4 subsidiair en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming

en

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:

opzetheling.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 4 subsidiair en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg voor het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en voor het onder 1, 2, 4 primair, 5, 6 primair en 7 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en het beslag.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 subsidiair, 5, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen waarbij de betalingsverplichting wordt vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat het hof ten aanzien van het beslag dezelfde beslissingen neemt als de rechter in eerste aanleg.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een aan een gewapende overval in een woning gedurende de nachtelijke uren. De verdachte en zijn twee mededaders zijn volgens een tevoren opgezet plan te werk gegaan. De verdachte heeft de woning als geschikt object aangewezen. De mededaders zijn vervolgens op aanwijzing van de verdachte aan de achterzijde van het pand naar op de eerste verdieping gelegen woning geklommen en zijn via een geforceerd raam de woning binnengedrongen. Zij hebben [G.M.] en [C.W.] op een zeer kwetsbaar moment, namelijk toen zij lagen te slapen, in de slaapkamer in hun woning, hetgeen een veilige plaats zou moeten zijn, overvallen. [G.M.] en [C.W.] werden wakker op het moment dat de mededaders, met bedekt gezicht en gehuld in donkere kleding, aan weerszijden van hun bed stonden. De mededaders hadden een vuurwapen , een mes en tie-rips bij zich. Een van de mededaders heeft het vuurwapen op [G.M.] gericht. De mededaders schreeuwden om geld en de kluis. In die hectiek heeft [C.W.] een bedrag van € 200,00 uit haar portemonnee gepakt en aan een van de mededaders gegeven. Doordat [G.M.] en [C.W.] in paniek raakten en ook begonnen te schreeuwen, hebben de mededaders zich uit de voeten gemaakt. Naast voornoemd geldbedrag hebben de mededaders een iPad buitgemaakt.

Dat het gebeurde bijzonder traumatiserend was voor [G.M.] en [C.W.] spreekt voor zich. Dit blijkt ook wel uit hun slachtofferverklaringen, waarin zij op indringende wijze uiteen hebben gezet welke ingrijpende gevolgen deze overval voor hun leven heeft gehad en nog altijd heeft. De verdachte en zijn mededaders zijn geheel voorbij gegaan aan de ernstige gevolgen van dergelijke gedragingen voor de slachtoffers. Het is van algemene bekendheid dat feiten als deze voor de slachtoffers vergaande psychische en andere nadelige gevolgen hebben. Voorts versterkt een overval als deze de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid.

Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS). In het geval van een woningoverval met dreiging met geweld geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar. Als straf vermeerderende en/of straf verminderende factoren worden genoemd de kwetsbaarheid van de slachtoffers, de omvang van de schade, de aard en ernst van het letsel, het samenwerkingsverband, de professionele werkwijze, recidive en het soort wapen/voorwerp.

In het onderhavige geval houdt het hof in straf vermeerderende zin rekening met de wijze waarop deze overval is gepleegd (door meerdere daders, waarbij de slachtoffers in hun slaap en derhalve in een kwetsbare positie zijn overvallen) en de aard van het wapen (een vuurwapen) dat de daders bij zich hadden. Ook houdt het hof rekening met het feit dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 augustus 2015, eerder – onder meer ter zake van soortgelijke strafbare feiten – door de strafrechter onherroepelijk tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en/of jeugddetentie is veroordeeld. Het hof ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot rol van de verdachte bij de onderhavige woningoverval, geen grond om in de straftoemeting ten gunste van de verdachte te betrekken dat hij niet zelf in de woning aanwezig is geweest.

De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan opzetheling door het verwerven en het voorhanden hebben van een gestolen bankpas en hij heeft met die bankpas in een korte periode een aanzienlijk geldbedrag gepind. De verdachte heeft door zo te handelen materiële schade toegebracht aan het slachtoffer.

Het hof acht, alles afwegende, oplegging van na te noemen gevangenisstraf passend en geboden. De ernst van de feiten noopt hier bepaaldelijk toe. De op te leggen straf is wel lager dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf, mede omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan die waarop de advocaat-generaal zijn eis heeft gebaseerd.

De raadsman heeft strafkorting bepleit wegens schending van de redelijke termijn aangezien tussen de aanhouding van de verdachte op 31 mei 2013 en het wijzen van het arrest door het hof op 11 september 2015 meer dan twee jaren zijn verstreken, terwijl zulks niet aan de verdediging was te wijten.

Het hof ziet – onder verwijzing naar de rechtspraak van de Hoge Raad – in voornoemd tijdsverloop geen grond voor compensatie.

Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is voorbereid met betrekking tot het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de onder de verdachte bij zijn aanhouding in beslag genomen I-phone (zie map C1, pagina 235 en map C2, pagina 269 e.v.). Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane strafbare feiten aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [G.M.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 5.337,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [K.M.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 1.002,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.

De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [C.W.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.850,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [D.T.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 11.709,32. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.325,57. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [N.S.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 10.855,24. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [C.T.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 3.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [D.J.T.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 3.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [A.S.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 1.611,90. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 57, 311, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 primair, 6 primair, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 4 subsidiair en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

– een GSM toestel, iPhone 5, kleur wit.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

– een zakmes.

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

– een doos Alecto Portofoon Twinset

– een GSM-toestel, iPhone, kleur zwart, met beschadigd front en

– een GSM-toestel LG, kleur zilver.

Vordering van de benadeelde partij [G.M.]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [G.M.] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.337,00 (vijfduizend driehonderdzevenendertig euro) bestaande uit € 2.937,00 (tweeduizend negenhonderdzevenendertig euro) materiële schade en € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [G.M.] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.337,00 (vijfduizend driehonderdzevenendertig euro) bestaande uit € 2.937,00 (tweeduizend negenhonderdzevenendertig euro) materiële schade en € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [K.M.]

Verklaart de benadeelde partij [K.M.] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [C.W.]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [C.W.] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.850,00 (tweeduizend achthonderdvijftig euro) bestaande uit € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) materiële schade en € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [C.W.] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.850,00 (tweeduizend achthonderdvijftig euro) bestaande uit € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) materiële schade en € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 (achtendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [N.S.]

Verklaart de benadeelde partij [N.S.] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [C.T.]

Verklaart de benadeelde partij [C.T.] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [D.T.]

Verklaart de benadeelde partij [D.T.] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [D.J.T.]

Verklaart de benadeelde partij [D.J.T.] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [A.S.]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A.S.] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.611,90 (één duizend zeshonderd en elf euro en negentig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [A.S.] , ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.611,90 (één duizend zeshonderd en elf euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M.J. Borgers, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2015.

Mr. Borgers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Bron: Rechtspraak.nl

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *